Woningcorporaties verhuren woningen. Maar hoe bepalen zij aan wie zij die woningen verhuren? Want er zijn meestal méér dan genoeg gegadigden voor vrijkomende woningen. Woningzoekenden moeten vaak jaren wachten alvorens zij in aanmerking komen voor een woning. Wat is hierin de rol van de gemeente, en wat is er mogelijk voor woningcorporaties zelf?
De Huisvestingswet biedt gemeenten een kader om te sturen op de woonruimteverdeling. Dit moet middels een huisvestingsverordening. Deze kan veelomvattend zijn, met een uitgebreid vergunningstelsel voor alle sociale huurwoningen en middenhuurwoningen. Of juist veel beperkter met enkel een urgentieregeling. De gemeente blijft hierbij echter steeds gebonden aan de regels en beperkingen die de Huisvestingsweg oplegt.
Eén van die regels is dat de gemeente in de voorbereiding van de vaststelling of wijziging van een huisvestingsverordening moet overleggen met de plaatselijke woningcorporatie(s). En dat gebeurt met regelmaat omdat huisvestingsverordeningen een beperkte geldigheidsduur kennen.
Niet iedere gemeente beschikt over een huisvestingsverordening – althans nog niet, want er zijn plannen (de Wet regie volkshuisvesting) om dat verplicht te maken-.
En niet alle gemeentelijke huisvestingsverordeningen zijn even verstrekkend. Hoe krijgt de verdeling van woonruimte vorm als er geen of beperkte sturing is vanuit de gemeente? Wat kan en mag een woningcorporaties in die situaties zelf doen?
Tijdens deze training wordt uiteengezet wat de kaders zijn voor woonruimteverdeling, zowel publiekrechtelijk (de huisvestingsverordening) als privaatrechtelijk (het eigen beleid van de woningcorporatie).