‘Incidentele’ prostitutie vanuit de huurwoning
De afgelopen jaren is raamprostitutie in Nederland steeds meer uit het straatbeeld verdwenen. Tegelijkertijd is thuisprostitutie via online platformen toegenomen.
Dit heeft ertoe geleid dat verhuurders steeds vaker worden geconfronteerd met huurders die prostitutie bedrijven vanuit hun woning of die hun woning ter beschikking stellen om hieruit prostitutiewerkzaamheden te verrichten.
Een huurder die vanuit zijn woning prostitutie bedrijft of de woning ter beschikking stelt voor prostitutie handelt meestal in strijd met de op hem rustende verplichtingen. Hierbij kan worden gedacht aan de verplichting zich als goed huurder te gedragen (art. 7:213 BW), maar ook aan de verplichting hoofdverblijf in de woning te houden, de woning niet zonder toestemming in gebruik te geven of onder te verhuren aan derden (art. 7:244 BW), de bestemming van de woning niet te wijzigen (art. 7:214 BW), de woning niet in gebruik te nemen als bedrijfsruimte en/of geen overlast te veroorzaken aan omwonenden.
Uitspraak rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 januari 2023
In de zaak waarin de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 januari 2023 (ECLI:NL:RBZWB:2023:84) uitspraak deed, was sprake van prostitutie vanuit de sociale huurwoning door de huurder zelf. Een omwonende van de huurder deed in oktober 2021 een anonieme melding bij de gemeente, waarbij verwezen werd naar een contactadvertentie van de huurder, waarin zij zichzelf aanbood voor seks tegen betaling.
De gemeente maakte vervolgens via deze advertentie een afspraak met de huurder en bracht de verhuurder op de hoogte. Deze stuurde de huurder vanwege de prostitutie een brief, waarin zij aanstuurde op een vrijwillige huuropzegging door de huurder.
Op 2 februari 2022 voerde de gemeente Tilburg, samen met de politie, een controle uit in de woning. Tijdens deze controle constateerden de medewerkers van de gemeente en de politie dat er opnieuw (of nog steeds) prostitutie werd bedreven vanuit de woning. De verhuurder startte hierop een procedure tegen de huurder tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning.
De rechter wees de vorderingen van de verhuurder af. Volgens de rechter was onvoldoende vast komen te staan dat sprake was geweest van structureel bedrijfsmatig handelen in de vorm van prostitutie. Bovendien zat de huurder in een rolstoel en had zij een bijzonder belang bij de woning, aangezien deze drempelloos was en zich op de begane grond bevond. Ook huurde de huurder de woning al sinds 2007.
Conclusie
De hiervoor besproken uitspraak illustreert dat het bedrijven van prostitutie vanuit een (sociale) huurwoning niet altijd ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning rechtvaardigt. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de duur van de periode waarin de prostitutie plaatsvond, of de huurder tijdens de periode van de prostitutiewerkzaamheden het hoofdverblijf in de woning had, of de huurder de woning in gebruik heeft gegeven of onderverhuurd aan derden, of de prostitutie ook overlast tot gevolg had en de bijzondere woonbelangen van de huurder.
In de meeste gevallen zal bij prostitutie vanuit een huurwoning echter wel sprake zijn van één of meerdere tekortkomingen die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. Dit geldt zeker in situaties waarin een huurder zijn woning onderverhuurt of in gebruik geeft aan derden ten behoeve van (bedrijfsmatige) prostitutie of in situaties waarin sprake is van structurele prostitutie.
Bijblijven
Het huurrecht is continu in beweging en het bijhouden van uw kennis is onverminderd belangrijk. Een goede basiscursus Huurrecht, een stevige verdieping in het Huurrecht of een snelle opfriscursus Huurrecht helpt u daarbij, Of een van de vele andere gerichte opleidingen rondom het huurrecht.
Lotte Bergervoet
VBTM Advocaten